< Reny Juta: Filosoferen over vroeger tijden

Thursday, June 15, 2006

Filosoferen over vroeger tijden

Ze zeggen weleens: de tijd heelt alle wonden. En daar zit waarheid in. Misschien dat ze niet alle wonden voorgoed geneest, maar ze zorgt er doorgaans wel voor dat je milder tegen dingen aankijkt. Ik kan me doorgaans de mooie dingen uit mijn jeugd beter voor de geest halen dan de vervelende. Misschien zegt dat wel meer over mezelf, dat ik geneigd ben om nare ervaringen weg te stoppen! Feit is dat ik vooral veel mooie herinneringen heb.
Een voorbeeld: kerstmis in mijn jeugd. De kerstboom vol met glinsterende ballen, vogeltjes met van die pluimstaartjes, fragiele klokjes die heel licht tingelden als je ze aanstootte. Daar overheen engelenhaar wat het geheel een betoverend aanzien gaf, alsof je een stukje van de hemel ontwaarde. Die kerstballen waren vooral grappig, want als je er dichtbij stond kreeg je gezicht zo'n "lachspiegelvorm". Die vogeltjes vormden een dankbaar object voor onze poes Mieke die, als ze de kans kreeg, regelmatig een aanval op de kerstboom uitvoerde. Het gaf zo'n speciale sfeer het hele kerstgebeuren.

Reny bij de kerstboom 1961

Op de basisschool heb ik een paar keer in een kersttoneelstuk meegedaan. Een keer als Maria, waarbij ik 1 zinnetjes tekst had: "kom Jozef, we gaan." En een keer als Caspar, een van de drie koningen. Nu was ik niet bepaald een doorgewinterde actrice destijds, want ik was veel te verlegen. Maar ik herinner me wel de sfeer die er omheen hing, de verkleedpartijen, de engeltjes van papier die we op school maakten. Ik zou er wat voor geven om een dagje terug naar mijn jeugd te mogen!

Marcel, Joyce, Anita, Reny

Als je een kind bent denk je dat volwassen zijn het hoogst bereikbare ideaal is. Je ziet enkel de leuke kanten ervan: net zo laat naar bed gaan als je wilt, films voor alle leeftijden zien, dingen kopen die je leuk vindt, uitgaan, autorijden, zelf bepalen wat je eet etc. De plichten gaan aan je voorbij. Je staat er niet bij stil dat er ook huur of hypotheek betaald moet worden, dat er gewerkt moet worden voor al die leuke dingen, dat er kinderen opgevoed moeten worden. Dat ouders zich soms hopeloos ongerust maken over die kinderen. Dat er overal op de wereld ellende is die je je kinderen wil besparen.
Als kind houd je je daar niet mee bezig. Je gaat met vriendjes en vriendinnetjes naar de slootkant om kikkerdril te halen, wat je thuis in een emmertje stopt en waar na een tijdje kikkervisjes uitkomen. Je gaat madeliefjes plukken en vlecht er kransjes van. Althans in mijn jeugd. Tegenwoordig weten kinderen alleen nog hoe kikkerdril en madeliefjes eruit zien omdat ze het op internet zien geloof ik. Ik heb heel veel van dit soort herinneringen in een warme sfeer vol kleuren, geuren en geluiden. Hoe we met zijn allen het weiland ingingen, de koeien ontweken, want die waren eng omdat ze zo groot en speels waren en achter je aan renden. Op een dag liep ik in het weiland met mijn zus, broer en jongste zus: Anita, Marcel, Ria en ook Ad en Joke de Wit, onze overbuurkinderen waar we mee bevriend waren, liepen er bij. We zagen een prachtige zwanenbloem midden in de sloot staan. Die wou Ria graag hebben. En ja, je moet wat over hebben voor je jongste zusje.

Oma Geraerds Thesingh en Ria

Dus wij besloten om die bloem te bemachtigen. Als iedereen elkaar bij de hand hield en zo een ketting vormde, waarbij degene die het dichts bij de sloot stond de bloem zou plukken moest dat lukken. Ik stond achter aan de ketting en kon het niet meer houden. Ik liet los en de hele zwik plonsde in de sloot behalve Ria en ik! Wat waren ze boos op me! Maar wat een mooie herinnering tegelijkertijd.


Ook kan ik me een dag herinneren in de winter van 1963. Het was al wat later op de middag en de zon stond laag aan een rozig en lavendel gekleurde hemel. Het ijs glinsterde in de sloten en de weilanden en boomtakken waren wit van de rijp. Ik lag op mijn rug op een sleetje, mijn hoofd achterover gekanteld en ik genoot van al dat moois. Anita trok zwoegend de slee vooruit. Wat was ze toch lief dat ze me zo liet genieten.
Ook het natafelen kan ik me nog goed herinneren. Als we een sinaasappel hadden gegeten maakte mijn moeder van de schillen en cocktailprikkers een karretje. Of, als je je eten niet op wilde eten, dan dreigde ze dat je kippetje doodging. Nou dan wou je wel dooreten, want dat was zielig. Waar je kippetje woonde wist je niet, je wist alleen dat je het niet op je geweten wilde hebben dat het ding doodging!
Moet je nagaan hoe naief ik was.

Vincent, zoon van Liz en Peter

Afgelopen zaterdag besefte ik ineens dat we zo’n beetje de oudste generatie aan het worden zijn. Ik was bij mijn oudtante Ciel op verjaardagsbezoek in Amsterdam en zag daar wat familie die ik al in geen tijden gezien had. Dat was leuk om even bij te kletsen.

tante Ciel is 81 geworden

Mijn tante Ciel, die niet zo precies kan onthouden hoe al die mannen heten die bij haar nichtjes horen, vroeg belangstellend aan mij: “Hoe is het met Kees? Gaat het goed met hem?” En ik antwoordde: “eh, ja ik denk het wel, maar wie is Kees eigenlijk?” Ze bedoelde natuurlijk Theo. Ook grappig was dat ze mij voor mijn zus Anita aanzagen. Volgens een van de aangetrouwde neven leek ik nog meer op Anita dan Anita zelf. Nou da’s toch wel heel knap he! Vroeger, jaren geleden heb ik eens mijn haar kort laten knippen, zodat ze me niet zo vaak voor Anita aan zouden zien. Ik was 26 en wilde meer mijn eigen identiteit hebben. En wat denk je dat ik te horen kreeg? Goh, wat lijk je toch veel op je broer Marcel zo met dat korte haar.......

0 Comments:

Post a Comment

<< Home

-----------------------------------------------
Google
< Blog Directory